Media & credits
Andere projecten
/we hebben een/het boek (niet) gelezen/
de KOE, Dood Paard, Maatschappij Discordia en tg STAN spelen:
/we hebben een/het boek (niet) gelezen/
in maart 2010 was het ongeveer precies honderdendriejaar geleden dat thomas mann zijn hoofdpersonage hans castorp in de roman ‘de toverberg’ vanuit hamburg naar zwitserland laat afreizen.
aan het publiek, of aan de geachte toeschouwer, of aan diegene die denkt te willen komen kijken:
na ‘de schrijverdekoning’ (teksten van karl valentin), na ‘my dinner with andré’ (wallace shawn), na ‘vandeschrijvervandeneedevandekoningendiderot’ (le paradoxe sur le comédien van denis diderot), na ‘gehen’ (thomas bernhard), na “antwort & frage’ (biesheuvel/de koning), na ‘ononomatopee’ (de schrijver, biesheuvel, de wolf, van den eede, de koning) brengen wij in polycoproduktionele samenwerking tussen tg stan, maatschappij discordia, cie. de koe, dood paard en willem de wolf in de kaaitheaterstudio een eerste aflevering van ‘de toverberg’, een werdegang (ontwikkeling(sgang), wordingsproces, loopbaan).
‘omdat het toneelspelersberoep altijd weer opnieuw de allergrootste inspanning vereist, moet de toneelspeler weten, hoe hij zich moet ontspannen. in alle gevallen bestaat zijn leven uit de grootste vorm van ontspanning en de minste vorm van luiheid.’
(bertolt brecht)
zondag, zeven januari 2007, 13.04 uur.
‘bij een eerdere bijeenkomst in antwerpen, hebben we over de mogelijkheid gesproken om, willen we niet onder het gewicht van het boek of onze pretenties bezwijken, we de bewerking wellicht in delen zullen moeten opsplitsen, die als afzonderlijke voorstellingen kunnen worden gepresenteerd en in een later stadium in een compilatie kunnen worden samengebracht. een dramaturgische mogelijkheid daartoe zou zijn om de roman weliswaar steeds, zoals we in de aanvraag al schreven, vanuit het perspectief van het hoofdpersonage hans castorp te belichten; dus zijn werdegang,zijn intellectuele en emotionele wordingsproces te benadrukken, maar dat we per deel het accent zouden kunnen leggen op zijn confrontatie met één ander personage uit het boek. de overige personages uit de roman zijn weliswaar dan wel in elke deelbewerking aanwezig, maar zij figureren; per deel staat het conflict tussen castorp en één andere antagonist in het brandpunt. zo zouden de deelbewerkingen werktitels kunnen krijgen als: settembrini, chauchat, naphta en peeperkorn.’
zondag 7 januari 2007, 15.07 uur.
‘het is een voortdurend binnen alle mogelijkheden van het menselijke hoofd van het ene uiterste in het andere uiterste heen en weer denken en een voortdurend binnen alle mogelijkheden van het menselijk verstand van het ene uiterste in het andere uiterste heen en weer voelen en binnen alle mogelijkheden van het menselijk karakter van het ene uiterste in het andere uiterste heen en weer getrokken worden.’ (thomas bernhard)
namens samen met de koe, stan, discordia, dood paard, willem de wolf het volgende:
‘is het mogelijk, de tijd te vertellen, de tijd zelf, op zichzelf en als zodanig? waarachtig nee, dat zou een al te zotte onderneming zijn! een vertelling in deze trant: ‘de tijd verstreek, hij ging voorbij, de tijd vervloog,’ en zo aan één stuk door, dat zou toch wel niemand bij zijn volle verstand een vertelling kunnen noemen.’
(begin 7de hoofdstuk ‘de toverberg’ – de strandwandeling-);
met sara de roo, gillis biesheuvel, damiaan de schrijver, willem de wolf, peter van den eede, matthias de koning.
ps. ‘de wereld van de auteur is niet de enige wereld. er bestaan meer auteurs. de toneelspeler moet de wereld, zoals die is, niet helemaal vergelijken met zoals de auteur de wereld bekijkt. de toneelspeler maakt een onderscheid tussen zijn wereld en die van de auteur, en hij laat het verschil zien. dit betreft de verhouding van de toneelspeler tegenover het gedoe van het stuk. het gedoe van het stuk is de manier om te laten zien hoe het gaat, hoe een oorzaak een gevolg heeft, hoe een gevolg wel een oorzaak moet hebben, enzovoorts. deze manier van hoe iets afloopt en hoe nadrukkelijk dat gesteld wordt, verraadt de zienswijze van de auteur en die zienswijze moet de toneelspeler tegenspreken.’ (bertolt brecht)